Gevangenis
Rechter : Beklaagde sta recht. Wat doet u voor werk?
Beklaagde : Dit en dat.
Rechter : Waar werkt u?
Beklaagde : Hier en daar.
Rechter : Wanneer werkt u?
Beklaagde : Nu en dan.
Rechter : Hoe werkt u?
Beklaagde : Zus en zo.
Rechter : Dan leg ik u een gevangenisstraf op.
Beklaagde : De gevangenis, en wanneer kom weer vrij?
Rechter : Vroeg of laat.